Afgelopen vrijdag werden de kokkels, die in april in de raceways van buitenlaboratorium Polder Wassenaar zijn uitgezet voor onderzoek er weer uit geharkt. Met een team van zo’n acht mensen werd de meer dan 1100 kilo kokkels bij elkaar geharkt en volgens een vaste methodiek gewogen en gemeten. De komende tijd wordt alle data van het afgelopen half jaar verwerkt, maar op het eerste oog lijkt de groei van de kokkels in de raceways goed en misschien zelfs beter in vergelijking met die in het wild op het wad bij Texel.

In fase 2 van het kringlooponderzoek naar de potentie en mogelijke/noodzakelijke optimalisaties van combinatieteelt van gebiedseigen soorten rond de Waddenzee in een tussendijks kust-aquacultuursysteem werden afgelopen voorjaar knoopwier, garnalen en kokkels uitgezet in de acht diepere waterlopen van het buitenlaboratorium van Polder Wassenaar. In het onderzoeksteam, dat wordt geleid door hoofdonderzoeker Reinier Nauta van Wageningen Marine Research, werken wetenschappers en ondernemers samen. Ze hopen een blauwdruk te kunnen ontwikkelen voor de commerciële teelt van zilte gewassen en schelpdieren in tussendijkse gebieden of verzilte gronden.

Grote kokkeldichtheid
De acht diepste raceways werden in april gevuld met zo’n 300 kokkels per vierkante meter. Per twee raceways werd gevarieerd met de doorstroomsnelheid van het water, zodat nauwkeurig kan worden vastgesteld bij welke stroming de ontwikkeling het meest optimaal is. Nadat eerder al het zeewier uit de raceways was verwijderd en ook de garnalen er grotendeels waren uitgevist, waren nu de kokkels aan de beurt. In de afgelopen periode tot en met september werden de schelpen driewekelijks gesampled en werden schelplengte en vleesgewicht opgemeten. Om de overleving te kunnen bepalen, was het noodzakelijk dat de bassins volledig van kokkels werden ontdaan.

Uit elke emmer opgeharkte kokkels werd secuur het wier en andere schelpen verwijderd.

Bepalen gewicht en aantal
Elke raceway werd ingedeeld in drie zones en steeds werd er een zone uit geharkt. De inhoud werd verzameld in een bak, waarna het gewicht van de inhoud werd bepaald door het materiaal in emmers te doen en die te wegen. Per verzamelbak werd van drie emmers bepaald was het totale gewicht was, het aantal levende kokkels, het gewicht van de levende kokkels, het gewicht van alle dode kokkelschelpen en het gewicht van het overige materiaal. Al die informatie wordt in de komende maanden geanalyseerd. Met die uitkomsten wordt de insteek van het vervolgonderzoek bepaald. ‘Veel resultaten zijn er al. Die brengen we samen met deze nieuwe cijfers. Die vormen de basis voor de uitgangspunten van het onderzoek in 2024’, aldus onderzoeker Enzo Kingma van WMR.

Kokkelvisser en -kenner Andre Seinen, partner in het onderzoeksconsortium, inspecteert enkele opgeharkte kokkels.

Goede groei
De data moeten nog geanalyseerd worden, maar kokkelvisser en consortiumlid André Seinen van Meromar, toonde zich vrijdag al positief bij het zien van de kokkels. ‘Op het eerste oog hebben ze een goede groei doorgemaakt. Ze lijken mij qua schelpgrootte op z’n minst vergelijkbaar met de wilde kokkels op het Wad bij Texel, op de Vlakte van Kerken. Ik denk zelf dat ze beter zijn gegroeid dan op het wad.’ Binnenkort worden de uitkomsten met alle projectpartners besproken. In de loop van dit jaar presenteren de onderzoekers een tussentijds verslag. Het onderzoek loopt door tot 2025.